Het is vroeg in de ochtend als ik opsta voor een bezoek aan mijn favoriete vogelkijkhut. ‘Vroeg’ is voor vogelen relatief en vooral afhankelijk van zonsopgang. Nu, eind september, is dat zelfs later dan mijn gebruikelijke vertrek naar mijn Staatsbosbeheerkantoor in Den Haag.
Ik heb uitgeslapen tot kwart over zeven. In onze elektrische auto zoef ik op groene stroom richting Leidschendam. Het is een prettig gevoel om zonder fossiele brandstof, dus zonder nadelige gevolgen voor de mij zo dierbare natuur, op pad te zijn. Het licht is prachtig in de polder. De opkomende zon is nog niet in staat de ochtendmist te verdrijven. Ik geniet van spiegelende vaarten en met mist omhulde bruggen die leiden naar de landbouwbedrijven. Hoe Hollands wil je het hebben?
Hartenkreet
Ik parkeer de auto op de kleine, maar vooral lege parkeerplaats op de Kniplaan. Even twijfel ik of ik over het asfalt of over de dijk naar de vogelkijkhut loop. Maar mijn nieuwsgierigheid wint het van gemak en al snel dringt er dauwwater mijn toch niet zo waterdichte schoenen binnen. Op de dijk hoor ik links, rechts, voor én achter me Cetti’s zangers roepen. ‘Ja, roep maar’, denk ik. Met mijn zware camera met statief en matige zicht (ondanks bril) ben ik kansloos tegenover deze heimelijke maar luidruchtige vogels. Boven mij vliegen kieviten over. Klaar met broeden en nu druk zich vol te eten op de dit jaar opgehoogde slikplaat van Vogelplas Starrevaart. Zouden ze zo fit genoeg zijn om zwervend voor de vorstgrens uit de winter door te brengen? Kieviten zijn over het algemeen geen langeafstandstrekkers, maar zoeken in groepen voedsel op plekken waar de grond niet te hard bevroren is. Ik doe een stille wens dat het broedseizoen succesvol is geweest voor ze. Het is een hartenkreet omdat ik weet hoe moeilijk weidevogels het hebben in ons handelslandschap. Natte sokken krijgen is daarbij vergeleken wel een heel minimaal ongemak.
Handelslandschap
Wat een toepasselijke term voor ons land. Een land waar economisch gewin het samenleven met onze rijkdom aan onontbeerlijke soorten zo moeilijk maakt. Dit in weerwil van zij die de grootste hoeders van ons landschap zijn: de boeren en natuurbeheerders. Maar vandaag heb ik geen zwaar gemoed. Langs de van wilgentakken gevlochten afscheiding kom ik in de buurt van mijn doel: vogelkijkhut de Knip.
Samen genieten van de ochtend
Als ik de schuifdeur wil openen, komt een dame met telelens en verrekijker naar buiten. Haar fiets had ik al zien staan. Ik laat haar voorbijgaan. We groeten vriendelijk en wensen elkaar succes. De hut is leeg. Enkele luiken staan open. Kruisspinnen hebben hun web geweven. Om ze niet te verstoren, kies ik een andere opening. Voor me slobberen eenden in kleine groepjes de bovenste laag van het water af.
Oog in oog
De felgele ogen vallen op. Eenden lijken in deze tijd van het jaar op elkaar. Ze dragen hun broedkleed niet of nog niet. Jonge dieren, mannetjes en vrouwtjes – ze zijn lastig van elkaar te onderscheiden. De ogen en hun gedrag maken ze op naam brengen makkelijker. Dit zijn slobeenden. Dan schuift er een bruinogige eend voorbij. Ik knik in mezelf. Krakeend. Die ogen intrigeren. Zou de kleur iets met de functie te maken hebben? Een fuut duikt op. Ze is prachtig in de spiegeling van het water. Opnieuw zie ik andere ogen. Ik heb nu geen twijfel dat deze ogen functioneel zijn. Futen jagen onder water op vissen. Alleen afstand inschatten onder water lijkt me al lastig. Nauwelijks bedenk ik me dat of ik zie de fuut happen naar insecten. Blijkbaar is afstand inschatten geen probleem bij het vangen van de onooglijk kleine wezens.
Goed zien doe je niet zomaar
De afgelopen jaren heb ik heel wat oogonderzoeken en zelfs enkele operaties ondergaan. Twee jaar geleden was de verwachting dat ik binnen vijf à tien jaar blind zou zijn. De operaties hebben die achteruitgang hopelijk gestopt. Wel is ondertussen mijn vertezicht dat ooit super was, nu matig. Ik moet steeds schakelen tussen leesbril, vertebril, camera en het blote oog. Terwijl ik dat doe, realiseer ik me ook dat scherp zien complexer is dan menigeen denkt. Het is een samenspel van een goed helder hoornvlies, een pupil die de hoeveelheid licht doseert, een lens die zich zo vormt dat het beeld scherp op het netvlies komt, door een zich steeds verversende bol met oogvocht naar een strak netvlies waar cellen het licht omzetten in zenuwpulsen waar je hersenen dan weer een beeld van creëren. Ik verwonder me erover hoe zo’n complex orgaan zich in miljoenen jaren heeft ontwikkeld en in allerlei wezens heeft gespecialiseerd.
Kortzichtig
Wij mensen zijn nog maar kort op deze aardbol en hoewel we ons zicht als ons belangrijkste zintuig beschouwen, zien we maar armzalig. Het gemak waarmee de fuut insecten vangt, zou ons voor ongekende problemen stellen. Terwijl de kievitskuikens er (als de insecten niet vernietigd zijn in ons handelslandschap) met gemak hun dagelijkse kost mee binnen weten te krijgen. De fuut weet met zijn scherpe blik visjes te vangen in water waar wij nauwelijks een hand voor ogen zien. De eenden gebruiken hun ogen vooral om gevaar in de smiezen te krijgen. Hun voedsel vinden ze op de tast. Op de slikplaten van de Vogelplas Starrevaart staan enkele tastjagers pur sang. Lepelaars met hun jongen scheren met hun lepelvormige snavel door het water op zoek naar visjes. Tussen de grauwe ganzen prikken de laatste steltlopers hun snavel in de grond en vinden met hun uiterst gevoelige snavelpunten wormen en andere slibdiertjes. Ook bij hen zijn de ogen op de lucht gericht. Ieder moment kan een slechtvalk, sperwer, havik of zelfs de zeearend opduiken. Ik hoop natuurlijk stiekem op een dergelijk natuurspektakel.
Contouren
Maar deze ochtend blijft het rustig. Ik ruim mijn kijker, camera en leesbril op. Mijn vertebril gaat op mijn neus. Vlak bij de auto zit een houtduif op een lantaarnpaal. Ik zie tegen het ochtendlicht in slechts een silhouet. Zou de vogel met zijn gekke, schele, wat ovale irissen de kleurrijke afbeelding van de boomklever op mijn T-shirt zien? Of ben ik ook voor de vogel slechts een contour met een alarmerende staaf boven mij uit? Is dat een geweer? De veel bejaagde vogel vliegt verschrikt weg. Ik kijk naar mijn eenpootstatief en bedenk me dat ik die zorgvuldiger bij me moet dragen om mijn medebewoners van deze mooie wereld niet onnodig te verontrusten.